Terwijl de zon scheen, taste ik in duisternis. Terwijl de winter afgelost werd door de lente, kon ik de warmte niet voelen. Terwijl de wereld door ging, bleef ik stil staan.
Er was geen weg, die nog duidelijk voor me uitgestippeld lag. Er was geen automatische piloot meer. Ik kon niet verder zoals ik tot dan toe geleefd had.
Van het ene op het andere moment werd een diagnose gesteld en kwamen we terecht in de wereld van onderzoeken, behandelingen, medische termen, pijn, angst, hoop en vrees. Ingekapseld door een wereld die we niet verwacht hadden en waar we geen enkele ervaring hadden. We lieten ons leiden en probeerden er houvast te vinden. De jaren verstreken en we kregen vat op deze weg. Ook al zou het nooit wennen en zou de angst nooit verdwijnen. We gingen weer door. Totdat het moment kwam dat de duisternis nog veel donkerder werd, het dal nog dieper en het verdriet pijnlijker dan ooit. Verdwenen was alle hoop, de werkelijkheid bitter en ik trok me terug in een koepel waar ik in de overlevingsstand kwam…
Bewegingsloos kwam ik bij mezelf terecht. Deze pijn was niet te overwinnen. Ik werd radeloos van het gemis en voelde me reddeloos verloren. “Tijd heelt de wonde”, hoorde ik dikwijls, maar eigenlijk wilde ik dat helemaal niet. De wond zou nooit helen… nooit…
Toch liet de tijd me zien, dat ik mocht huilen. Een dag gaf me de gelegenheid het leven weer te leven… ook al lukte het niet meteen. Een moment toonde me kracht om een stap te kunnen maken. Langzaam maar zeker kwamen er kleine lichtstraaltjes terug in mijn donkere bestaan. Ik kroop verder… Ik stond … Ik zag … en ik ging weer.
Het was niet eenvoudig het licht weer tot me te nemen. Het was niet simpel om de leegte weer in te vullen, maar mijn hart bleek sterker dan de wond en slaat nu wonderlijk met liefde, ondanks groot gemis…