Kan een medemens mij überhaupt bereiken wanneer ik in het donker zit? Is het wel mogelijk om dit pad door een ander te laten bewandelen? Verwacht ik eigenlijk niet teveel van de ander, wanneer ik het even niet kan? Staan we wel stil bij het leven van degene waar we de hulp van verwachten? Is een medemens in staat om precies op het juiste moment, de juiste woorden uit te spreken?
Deze vragen kwamen regelmatig bij mij naar boven op mijn weg van rouw. Ik merkte dat ik zelf dikwijls als een knikkertje van een flipperkast was. Nergens houvast, geen richting of doel en emoties die alle kanten opschoten. Voor de mensen om me heen was het niet te bevatten waar ik door heen ging. De ene keer kon ik alles weer aan, terwijl ik de andere keer bijna niet vooruit te branden was. Wanneer moet je dan de helpende hand toesteken en een bezoekje komen brengen?
Natuurlijk wisten zij van de nachten, het gemis en de vele tranen, maar konden zij die van mij overnemen?
Natuurlijk wilden en willen ze komen troosten en steunen, maar weten zij op welk tijdstip?
Rouwen is zo’n moeilijk proces voor degene die het ‘werk’ moet verrichten, maar het is ook heel moeilijk om als omgeving de hulp precies goed aan te bieden. Men belooft dat ze er zullen zijn, maar de uitvoering is dikwijls anders dan verwacht. Dan zie je afstand ontstaan. Dan zie je gekwetstheid ontstaan. Dan zie je dat vrienden uit elkaar drijven en families elkaar niet terugvinden.
Ik heb geleerd niet teveel te verwachten en ook heb ik beseft dat ik deze weg alleen moet gaan. Alleen de hindernissen moet nemen. Alleen de stappen moet maken. Alleen mijn tranen moet drogen en alleen me weer op moet richten. Toen ik dat besefte merkte ik dat elke hand die uitgereikt werd geen verwachting meer was en dat hierdoor de medemens het juist beter kon inschatten wanneer ze nodig waren…