Na het overlijden van Annemiek had ik tijd over. De dag had zomaar vele uren extra. Ik had geen idee wat ik met al de vrijheid aanmoest en greep automatisch naar mijn joggingschoenen. Ik wilde mijn conditie weer op peil brengen en rende in de rustige avonduren enkele kilometers met mijn neus in de frisse wind. Mijn gedachten konden komen en gaan en ik vond er een bepaalde troost in. De cadans van mijn voeten, het ritme van mijn ademhaling en de kalmte van het donker boden letterlijk bodem aan de oneindige diepe put.
Daar, onder het lopen, kwamen er plotseling enkele vragen, die meteen beantwoord werden. Ineens kwam er een stem, met een heel bekend gevoel erbij. Ineens ontstond er een gesprek en ik had geen idee waar het vandaan kwam. Ik bedacht het zeker allemaal zelf en ik zweeg erover. Ik besprak het met niemand, want dat was toch wel heel erg raar.
Nu, jaren later, weet ik dat dit mijn eerste contact met Annemiek weer was. Ik had vele vragen, die zomaar werden beantwoord. Ik kreeg uitleg, die ik domweg niet zelf kon hebben bedacht of geweten. Het werd me steeds duidelijker; de dood betekent niet, dat de persoon verdwenen is. De dood neemt het lichaam, maar niet de geest. De liefde blijft de verbinding vormen met de ziel die niet meer op aarde is, maar wel degelijk nog in ons bestaan. Van dat bestaan kunnen wij ons geen voorstelling maken, maar de overledenen groeien en ‘leven’ verder….
Ik noem het tegenwoordig ‘de andere kant van de lijn’. Ze zijn daar aanwezig en ze helpen, troosten en begeleiden ons. Ze zijn niet weg… We hoeven alleen maar contact te maken vanuit de liefde, vanuit ons hart. Geen verstandelijke beredenering, maar op gevoelsniveau, zoals je met diegene sprak toen deze nog wel lijfelijk aanwezig was.